Hier verkieze ik tegenwoordig niet uit
te weiden in alle de veranderingen, wel
ke deze woestyn in de geduchte tegen
woordigheid van het Opperwezen heeft
ondergaannoch in de voordeelen die
daar uit vloeiden voor een volk, dat van
enen getrouwen en alvermogenden op
ziener geleid werdt, maar zal my voor-
namelyk houden aan het eerfle lid: Uwe
hoop woonde daarin. Het Hebreeuwfche
woord rrn wordt meest genomen voor (f)
het wild gedierte in tegen (telling van nam
het tamme en makke veeen uit de be-
fchryving der plaatfe en levenswyze van
menfchen, die zich van alle tyden in
die dorre wildernisfen hebben opgehou
den waar in zich Israël des tyds be-
vondt, zal het duidelyk blyken, dat de
gewoone beteekenis van het woord irn
het eigenaartigfte was om den woesten
en armoedigen toeftan d van Jacobs na
kroost in zyne omzwervingen door het
Jleenachtige Arableuittedrukken. De
Israelites gedroegen zich veeltyds als een
dwaas volkdat niet wist naar de jlad te
gaan. PredIC. iy, Die op den weg
hun-
t- 775-
542 JUSTUS TJEENK OVER DE
(f) bochart Tom. I. p. 59. pc apud Graces övjpipy
phi invicem opponuntur. Vid, strabo L. X'VI.