554 JUSTUS TJEENK OVER DE ley had ten wederzyden hooge en fteile bergen, ten Noorden Attackahen ten Zuiden Gewouby: zoo dat Pharao wier- de aangeprikkeld, om hen in deze engte te agterhalen, en ze v/ederom onder Zyne dwinglandy te brengen. Volgens de befchapenheid derhalven van het E- gyptisch Arabledaar de zon alles ver- fchroeiten de dalen tusfchen het ge bergte, als de v/ind Uil is, bykans ber- nenmoet het woord Er ets in de aan gehaalde plaats een dorren en droogen zana-gvond aanduiden. Het is dan bui ten eenige vastigheid, met m. de la crozé te geloovendat Pi- Hachiróth een Egyptisch woord zoude wezen, en te kennen geven enen grond met Jlruiken en groente bezetMaar daar wy de ech te befcheiden van de Egyptifche taal mis- fen, en by gis daar van hedendaagsch fpreken, zoo is het zeker dat Pi- Ha chiróth van Hebreeuwjchen oorfpronk iszeggende zoo veel als den mond van het gebergte Chiróth, het geen ook juist aan de landbefchryving der plaats be antwoordt. Want fchuins over de fon tein van Mofes is ene groote opening in het gebergte, ene woeste valleye(t) tus fchen (0 Vojez le Tome VI. des Mtif, du Levant.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 630