560 justus tjeenk over de
pN Aarde wordt Job. I. 7. b. 2. b,
al te ruim genomen, en moet, myns
oordeels, alleen bepaald worden tot dien
oord en gelegenheid, waar in Job woon
de. Ik wil gaarne toeftaandat de Sa
tan den gantfchen aardbodem doortrekt,
om het gedrag der menfchen te befpie-
denen rontom hen gaat ais een brullende
leeuw, zoekende wien hy zoude mogen ver -
[lindenDan in de eeuw van Job waren
de menfchen noch niet zoo zeer vermee-
nigvuldigd om degeheele aarde tebeflaan,
noch het toevoegelyke woord 73 alleof
eenig ander, geeft aanleiding om aan zulk
ene algemeene beteekenisfe te denken.
Maar Er ets ziet op een woestyn-landhet
zy het woest Arabieof ene vlakte van
het Jleenachtigeen men zal niet mistas
ten Jobs woonplaats in een van die bei
de te onderftellen. De ondervraging
N3n pa van waar komt gy? bedoelt ene
bepaalde plaatfeen het aanwyzend
voornaamwoord pronomen demonftrati-
vum rtr) in den gelykluidenden text mo 'X
ion toont als met den vinger aan den oord
waar in Job verkeerde. De Satanop
een foortgelyke vrage, na dat hy reeds,
onder gods toelatingezyne handen
aan Jobs have en goederen geflagen hadt,
gaf