heilïge aardrykskunde. 561
gaf ten antwoordvan om te trekken op
de aardeen van die te doorwandelen.
Het was gevolglyk die aarde waar in hy
Job 200 veel kwaads hadt berokkend
die aarde waar in het vee van Job by mee-
nigte was uitgebrokenene aarde waar
in hy 200 veel gedulds en lyd2aamheids
hadt geoeffenden die de fchouwplaatfe
was van alle die 2onderlinge uitkomften
die ter gedachtenisfe in het boeknaar
hem genoemd, 2yn aangeteekendene
aardedie als ene vlakte 2ich wyd en
2yd uitflrekte, als uit de beteekenisfe van
pD vs. 10 is aftenemenhet geen te ken
nen geeft zulk ene overfirooming van ene
rivierwaar door het waterbuiten den
oever getredenalle dyken en dammen om
verre werpten zich naar alle kanten over
het land verjpreidthet geen in ene uit ge-
firekte vlakte plaats heeftwaar over een
verbolgen llroom in 't breede kan uit
weiden.
Wordt Job. I. 3 van vyfhonderd juk-
osfen en het ploegen met dezelven ge/pro-
ken, zoo llrydt dit niet met het denk
beeld dat wy aan Er ets of ene zandvlak
te gehegt hebbenom dat in het Oosten
de zandenals zy door de kunst of na
tuur rykelyk befproeid worden, niet na
il Deel. Nn la-