562 JUSTUS TJEENK OVER DE laten alles naar wensch voort te bren gen, en dat anderzins alle de landen, hoe vermaard zy ook wegens hunne vrugtbaarheid ooit mogen geweest zyn zoo ras zy aan water komen gebrek te lyden, in een dorre woestyne verkeeren. Het woest en klippig Arable heeft in fom- rnige ftrekendie door rivieren of bron nen befproeid (c)of door den regen en fneeuw verkoeld en verfrischt werden, alle blyken van vrugtbaarheid laten zien. En het weelderig Egypteoudtyds de korenfchuur voor vele en machtige ko- ningrykenzoo het niet op ene behoor- lyke hoogte van den Nyl onderloopt, is, wegens zyne brandende en heete zanden, een woestyn; een land dat in zyne boven deelen door het gebergte in- gefloten ondraaglyk heeten zoo uit ei gen aard, buiten de overllrooming van den Nyl, een woest land is, Ezech, XX. 36. XXIX. 59. enz Ook zien de Egyp- tenaarsnu belloten in de hand van har de Heeren, die de canalen en doorfny dingen van hunne rivier niet behoorlyk fchoon maken en openhoudeneen groot (c) STRABONIS Geogr. L. XVI. 765, 767. DI- ODOR. SICUL. L. II. 54, III. 45.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 638