574 JUSTUS TJEENK OVER DE Wy kwamen voor den middag om tien w uuren aan deze onderaardfche wonin- gendie my in lange zoo aangenaam niet voorkwamen, dan het openbare veld dat ik rontom befchouwdeom 'er eenige voortbrengfelen der nature te vinden. De InfeClendie zich in yy deze heide ophielden, waren de grobt- yy fte vrugt myner reize. Ik vond 'er eenigenwaar omtrent ik my verze- kerd houde, dat ze van geen Natuur- kenner, voor mygezien zyn. Ik vond 'er ook eenigen, dieik reeds kende. Van ,y deze laatften verzamelde ik in een klein uur, fes foorten van Water-nymphen yy fpecies Libellula)vier foorten van Krekels {cicada) en Krieken grylli yy Waar toe dient doch een woest veld, vol brandende zanden kan zich iets y, levends daar in onderhoudenzyn de- ze woestynen geen onnutte oorden van onzen aardbodem? zoo vraagt de geen die met een vlugtig oog deze ftreken befchouwt. Edoch hy blyve een wei- yy nig ftaanen late zich niet door de yy brandende hitte der zonne en door het yy vliegend zand affchrikkenhy zie eens yy een weinig rontom zich heen, zoo zal yy hy ook in de dorfte zand-woestynen een

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 650