582 justus tjeenk over de
milde regen gantfche ftroomen van ze
geningen uit gods heiligdom deedt af-
daalenniet diende ter verwoesting
maar ter bevrugtiging van die fchrale
wildernisfeen haar maakte tot een er-
fenïsfe des heeren, waar in Israël ve
le jaren zich heeft nedergeüagen by Ka
de schop de grenzen van het beloofde
landin de woestyne Par an by Kadesch,
waar in de wolk bleefNum. X. 12. XIli
16. III. 3, 26. en die groote en vreeslyke
woestyne ter inwoning bekwaam maakte.
God deedt daar op milden regen druipen
en bereidde ze door zyne goedheid voor
den elendigen, Pf. LXV1IL 1011. Hy
deedt den hongerigen aldaar wonenende
zy (lichten ene Jlad ter woningeende be
zaai] en akkers ende planten wyngaarden
die inkomende vrugt voortbrengen. Ende
Hy zegende zezao dat ze zeervermeenig-
vuldigdenende baar vee en verminderde
Hy nietPf. CFII. 3338. Hy geboodt
den wolken van bovenen Hy opende de
deuren des hemels, ende regende op hen
het Man om te etenen gaf hun hemelsei)
koorneen ygelyk at het brood der machti
gen Hy zondt hun teerkost tot verzadinge
Pf. LXXV 111. 2325. Hy zorgde ook
voor hunne beestendie waren met hun
uit