584 JUSTUS TJEENK OVER DE de bezitting van het Over-jordaanfche gekomen warenRuben betuigde, dat by veel veeen Gad, dat hy machtig veel hadt Num.. XXXII. 1. Het land der beloftenfchoon in vele opzichten gewenscht en overheerlyk, hadt nochtans dit met de Oosterfche lan den gemeen, dat het in vele gedeelten droog en zandig was; hoewel die zan den met wateren behoorlyk gelaaft, niet nalieten vrugtbaar te wezen. Maar byzonderlyk is dit land door verfchei- dene regtvaardige oordeelen, het onge- lyk der tydenen ysfelyke verwoestin gen dermate geteisterd en leelyk geha vend, datdeszelfs oppervlakte, al voor een reeks van achtereenvolgende jaren zich aan zeer vele oorden bar en zandig opdoet. Dit zal dan ook de reden we zen, dat, ten tyde van des Zaligmakers omwandelingde Euangelisten Matthe- us VII. 26. en Lucas hoofdft. VI. 49. de Griekfche woorden yïj aarde en atj.uo-g zand door malkanderen gebruikt hebben. In d'eerlle plaats wordt gezegd, dat de dwaze man zyn huis in tzand gebouwd haddein de laatfte, dat het was gebouwd op de aarde zonder fondamentGenoeg zaam heeft men door het gantfche Oos ten

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 660