594 JUSTUS TJEENK. OVER DE
verlekkert. Dan zwelt de landouw, de
voedzame akker teelt vasthet veld opent
zynen boezem voor den laauwen adem
des westen windshet versfche vogt
dringt dan in alle dingen door: en het
groen durft zich in den nieuwen zonne-
fchyn veilig betrouwen. Ik zie dan
geene noodzake om van de gewone be-
teekenisfe des woords -\y flad met den
Hoogleeraar venema af te wyken (x),
en het door enen milden regen over te
zetten. Ook kan ik niet inftemmen met
den Eerw. en aardrykskundigen Heer
E. schutte (y), die het flot dezes
texts wil vertaald hebben en zy zul/en
biocijen van wegen de hitte als het kruid
der aardeDan het grondwoord py (z).
zegt niet zoo zeer een bloeijenals wel
een uitblinkenuitjpruitenfchielyk voort
komen van planten en gewas/en met al
len desfelfs groenenden en frisfchen luis
ter. De LXX. hebbenzy zullen bloei
jen, of uitjpruiten uit de flad als het gras
der aarde. zegteen uitjprui
ten
(x) Comment, in Pf LXXII. 16.
(y) Scichtclyke Gezangen III. Deel bl. 127;
(z) N.G. SCH OEDER, obf. fel. ad orig. Hebr.p.154.
$'Y tr an fit ad id quod emicatvel protnicatprajertim
cum anh motu vel quodam fpleniore aut nitore. pc
■Pf. LXXII. 16 3ÜV3 TJttJ WW emscabunt ex urbe,
gr amen virideboe estlate pullulabunt