59^ JUSTUS TJEENK. OVER DE
En deze dikwyls ondraaglyke zomer
hitte is, naarmyn begripde voldoenen-
de redenwaarom in Canaan en de aan
grenzende landen, als mede in alle die
onder ene heete luchtflreek liggenhet
gras tot een zinnebeeld der menfchelyke
broosheid en kortftondigheïd geheld wordt
daar het, myns bedunkens, ene verkeer
de en niet 'gelykende toepasfing wezen
zoude het grasin de meer Noordelyke
landen, in een zelfde opzicht te willen
aanwendenom het zelfde daar door
aftebeelden. Want in de gematigde
en
(c) ovidius na200s Herfchepping, II boek.
De wolken rooken, en naar mate van de
landen
Gelegen hoog of laagbeginnenze te bran-
den
Te fplytenen verdord te kwynenals het
faP
Verdroogd is. Weide, en voer en hooi
veranderen knap
In witte en Jluivende asch. Geboomte
loof en flammen
Verbranden. Dor gewas fchaft voedfcl
voor de vlammen
En koeflert zyn bederf(c)