6o2 A. LIEFTINCK OVER DE trok ik daar gevolgen uiten befchouw- de mynen inval als eene fiClio doClrinalis die, of fchoon onwaar en nietig in des- lzelfs daadlykheid, echter onbedenkelyk veel nuttigheid in zich behelsde. Ik bracht my te binnen, dat, dewyl de gor dynen onaangrypelyk zyn, de vestin- ge des te minder aangrypelyk moet wor den, naar maate het getal van welaan- gelegde gordynen aan deszelfs omme- kring komt aan te groeijen. Dies ont wierp ik billyk dezen regeleene ves ting moet zoo veel mooglyk uit gordynen bejïaan. En in der daad door de face bereidt zich de vyand eenen weg tot het bin- nenfte van de vestingzoo dat hoe min der en korter de facen zyndes te meer der ook den aanvaller de pas is afgefne- den tot de verfterkte plaatfe. II. Ziet daar myne hersfenen be zwangerd met een ontwerp om deface des bolwerks voor het grootfte gedeel te in eene gordyne en bres-flanq in te trekken. De ur komst heeft aan myne verwachtinge beantwoord. De Haar- lemfcbe Maatfchappy der wetenfchap- pen keurde myn ontwerp voor goed, en

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 678