GORDYNEN DER VESTINGEN. 607 hebbende, rechte ik daar uit op den per- pendiculaar C D= 15 roeden. Als dan de linien van defenjie A F en B E onbe- paaldelyk getrokken zynde, zoo heek ik op dezelve af de facen B G en A H ter lengte van 20 roeden. Wanneer men nu verder uit het centrum A den boog G F, en uit B den cirkel-boog HE getrokken heeft, zoo zynde flanc- quen G F en H E met de gordyne F E bepaald. IX. Nu is het maar de vraag, hoe kan de face in eene gordyne worden ver anderd? Ik antwoorde, dooreen tegen- overgelegene flancq, die dezelve van weerkanten verdedigbaar maakt. Myn zeggen is gegrond in het denkbeeld van eene gordyne zelve Wat zult ge dan daar tegen maken? welke bevindingen, wat oorloghoe veele getuigenisfen van AuCteurenwelke onverftaanbaare voor- oordeelen zult ge tegen my aanvoeren om myn gevoelen om verre te werpen. X. In gevalle van eenen in zich zei ven, loopenden ommekring te verfterken, zyn de buiten-polygonen der vestingen met uitfpringende hoeken aan eikande ren

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 683