6o8 A. LIEFTINCK OVER DE
ren gevoegd. Hier zoude men die in
eene rechte linie konnen plaatfen. Maar
neen, men moet aan een vesting-werk
die volkomenheid gevendie de byzon-
dere omftandigheden gedogen willen.
Hy is zinneloos, die het tegengeftelde
durft ft a an de houden. Maar wat zal ik
zeggen van die genendie volgens ééne
hypothejis alle vestingen willen toeftel
len? Hier doen zich ontallige omftan
digheden opdie van eenen gantsch on-
gelyken aart zyn met die van in zich
zeiven loopende vestingen. Zoude men
die alle in êéne hypothefe op de volmaak-
fte wyze konnen bevatten? Althans ik
fortificere de doorgaande hoogten op
eene geheele andere wyzedan polygo
nen die eenen ommekring formeren.
XI. Om dan myn vesting-werk ver
der te voltooijenzoo deele ik de flanc-
quen in twee gelyke deelen door N. en
O. Als dan trek ik de defenfief-linie
A L van de naast aanleggende polygone
zoodanigdat zy met N A eene rechte
lyn uitmaake. Deze defenfief-linie AL
heeft de lengte van AF, en de face
AM op dezelve af te fteken is gelyk
aan A H. Wanneer men nu den hoek