26 'antwoord over de naamd, welke in Zeeland en vooral in Walcheren gevonden worden, fchoon anderen van deze gedachten verfchil- len (f>. Op die Terpen zullen zy hunne wo ningen hebben nedergeflagen. Men ma ke zich van hunne huizen geen grootfche denkbeelden. Zy floegen houten hutten opwaar in de bouwkunst niet zeer door- ftraalde, en die meest met ftroo-daken voorzien waren (g). De prachtigfte wer den op eenige plaatfen met een zeker foort van blinkende aarde beftrekenom ze als paleizen, in vergelyking by de overige huttente doen uitmunten (h). By de inwoners van zulke huizen kon de kleeding niet te eenvouwdig zyn, In de grootfte koude gingen zy naakttot dat zy huwbaar gerekend werden, of fchoon men de kindfche jaaren zeer lang ftelde (i). De mannen bedekten alleen een deel van hun lichaam, zelfs in den ftrengen wintermet een foort van man tels (f) gargon Walcherfehe Arkadia I. Deel, bl» 31—36. (g) TACITUS dtmor. German, e. XVICJESAR de bei- Zo Gallico Lib. Vt. XL1II. (h) TACITUS de M. G. e. XVI. (i) POMPQNIUS MELA Lib. III. c. Ill

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 94