telsdie van de fchouders afhingen tot aan het onderlyf, en met beesten-vellen, welke fommigen met eenige verwen ver- fierdenen met een gesp of doorn vast maakten. De jagt, waar op zy 200 zeer gezet warenkon hun deze kleederen onkostelyk verfchaffen (k). De aanzien- lykflen hadden eene kleeding, welke hun om 't lyf floot en de byzondere lic- haams leden deedt onderkennenterwyl anderen een' wyde en ruime kieeding hadden, die hun om 't lichaam flodder de (1). De vrouwen waren in gewaad van de mannen niet veel onderfcheiden. Zy gingen metbloote halzen en armen, van de fchouders af gerekend, en had den fomtyds linnen doekenwaarfchyn- lyk gefehikt om hunne hoofden of aan gezichten te bedekken (m). Of 'er noch meer onderfcheid geweest zy tusfchen de kleding der mannen en vrouwenge- lyk OUDHEDEN VAN ZEELAND. 2J (k) TACITUS de M. G. c. XVII, CJESAR. de B. G. Lib. VI, c. XXI. (1) De onderfcheiding van de kleeding der aan- zienlyken en geringen baant den weg om het ge tuigenis van luc an us de bello civili Lib. I, vs. 430, 431 te vereffenen met tacitus de M. G. c. XVII gelyk Lipsius over de laastgemelde plaats reeds heeft aangemerkt. (m) tacitus de M. G. c. XVII.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 95