$o "Antwoord over de trouwdmaar de borften van hunne ei gene moeders (u) plagten te zuigen. In het begraven der lyken Waren zy afkeerig van allen pracht; alleen was het gebruikelyk de lichaamen der aan- zienlykften op een houtftapel te ver branden, waar op echter geen kleede ren of reukwerken kwamen. De krygs- wapenen, en fomtyds het paard van den overledenen, werden te gelyk met de lichaamen in 'tvuur geworpen. Zy bedekten de graven met eenige groene zooden, en hadden geen behagen aan kostbaare graftomben (v). Den imborst der Batavieren mag men afmeten naar den aart der Germaanen met welken zy zeer veel overeenkomst hadden. Zy waren zeer gehard tegen lucht en weder (w)ervaren in 't zwem men en paardryden, en daar door on- befchroomd om met geheele troepen de rie- (u) CïESAR. de B.G. Lib. VIc. XXI, TACITUS de M-. G. c. xvm, xx. (v) TACITUS de M.G. c. XXVIICESAR. B.G. VI, XXI. (w) POMP. MELA LilUI, c. 3 TACITUS de M.G. e, IV.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 98