8 B. NEBBENS OVER DE VALLEN Algemeene aanmerkingen en waarne mingen van de byzondere omflandig- hedendie bymetin en omtrent de vallen, of grondbrakengewoonlyk verzeld gaan, zoo ten opzigte van de vallen zelveah ten aanzien der plaat Jen en fituatien, waar die val len gebeuren. De vallen, of grondbraken, zyn, gelyk by de befchryvinge werdt gezegd zeer fchadelyk, en gefchieden, meest- tyds zonder eenige voorteekens, door gaans onverwagt en op 't allerfchielykst. 2. De vallen gefchieden nietaltyd tef- fens, of te gelyk, dat is, alles wat on- dermynd of tot den val gefchikt en be reid is, valt niet eensklaps weg, maar dikwilsmet ftukken en brokken, het ee- ne voor en het andere na. Egter pleegt het eerfte ftuk meestentyds op 'tfchie- lykst en onverwagtst weg te vallen, 3. De kolken of grondgaten, door de vallen geformeerdhebben meesten deels fteile oevers of kantenonregelma tige figuren, en ook een ongelyken grondüag. 4. De«

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 102