14 B. NEBBE-NS OVER DE VALLEN
van water uit dezelvede in zig hebben
de ftoffe ontloozenen als een opene buis,
of pyp van een fontein, zig vertoonen
in mindere, of meerdere grootte, of
wydte?
Waar van anders, die zoete aders en
bronnen uit zoute gronden, ja door het
zout water heen, op ftranden, fchorren
en flikken, of zoute aders uit anderzins
zoete gronden, waardoor, by ontfprin-
gingveel drinkensputten bedorven wor
den diezoo als de eenvoudige land
man zelf weet, dikwils weder goed te
maken zyn, door die zoute, of bittere
aders en wellen te floppen, en met zand
te beleggen Verzekerde niet Cafar
zyne krygsliedendat 'er op de oevers
der Egyptifche ftranden zoete water
wellen waren? is Ariftoteles onbewust
geweestvan zulk zoet water uit zoute
gronden? fpreekt Plinius niet van zoet
water aan ftranden
Waar van anders dat onderfcheid
van zoete, zoute, en bittere wellen of
aders, naastby den anderen gelegen,
of wel op eenen kleinen afftand te gelyk
ontfpringende
Waar van de onderfcheidene diepte,
eer men water krygt, op de eene plaats
zes,