24 B. NEBBENS OVER DE VALLEN grondbraken, fomwylen hunne voor- naamfte wydte en breedte hebben eenen geheelen afïland van den oever en ka naal of vaarwateren dat dus de bloot ligging der onderfcheidene ftoffen van de beddingen of gronddoor de affcha- vinge en uitlokkinge der oevers, daar van geen oorzaak kunnen zyn. Dog wie heeft niet opgemerkt, dat, zoo als hier voren is gezegd, het aard- ryk niet alleen met reguliere laagenvan onderfcheidene doffen famengefteld is maar ook liemen, ftrooken, offcheèn, van die verfchillende ftoffe in zig heeft, en dat dus zeerligt zoo een liemeftrook of fchee van ligt verplaatsbare ftoffe, tot een verre gaande diepteen uitgeftrekt- heid, horïfontaaiof fchuins kan uitge lokt wordentot daar dat tot ondermy- ninge geneigd en wegvoerende water een vollen voorraad van losfe en weinig we- derftand biedende ftoffe vindt, dat dan door het zelve waterlangs het eerstge- maakte kanaal, of uitgang, wordt uitge lokt en weggevoerd. Trouwens wat behoeft men tot die uitwerkinge zulke liemen, ftrooken of fcheên van onderfcheidene, en ligt weg te voeren ftoffezyn niet onze hier vo ren

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 118