'28 B. NEBBENS OVER DE VALLEN ven of heijen van palen - Waar van dan die geulen en uitgangen, die klaar- blykelyk den weg der uitgevoerde ftoffe aanduiden, zoo als by myne 4 waarne- minge, en aanmerkinge wordt gezegd?— Waarom vindt men die dan genoeg zaam alleen, daar fterke ftroom door diepe kanaalen, en daar fteile oevers plaats hebben?En eindelyk, waar om vindt men die dan niet meestdaar zwaare zeen en flag van water den grond en oever meest beukenen drukken maar dat, als zoodanige kelders, en wulf ten ter neder persfenhet tegendeel van dien, volgens myne 9 algemeene otider- vindelyke aanmerkinge, vastgaat? Waar van de redenen, waarom men weinig of geen der zoodanige vallen of grondbraken heeft, daar zwaare zeen of flag van water ftaatzeer vermoede- lyk zyn, om dat zoodanig geweld van het water de vorengeftelde oorzaken, zoetvloejende uitlokkingenen onder- myningenniet duldtof zig niet te vre- den houdt met de meest vloejbaarfte of losfe ftoffe alleen weg te flepen, maar veel eerwierdt deszelfs kragt niet be teugeld, of liever de gronden oever ge noegzaam beveiligdenbeharnast, alles zou-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 122