42 B. NEBBENS OVER DE VALLEN onderfcheiden wordt de wyze van wer ken ook vereischt. Dan om zoo veel mogelyk aan 't oogmerk van dit deel der vrage te voldoenzegge ik, dat, in die duisterheidde gemelde aanmerkin gen, en voorgeftelde ondervindelyke waarnemingen, ons tot toortfen en lig- ten moeten verftrekkendus nemen wy dezelve dan in de hand, op dat zy, ons voorligtende doen zien Dathebben die vallen of grondbra ken meest plaats, daar fterke ltroomen of tye, op of langs de wal heen fchieten of daar draaijingen, en malingen van het tye, of zoo genaamd neer, fterk gaan, volgens aanmerkinge 6, vervol gens daar tegen ook dient te worden voorzienniet denzelven Herken ftroom en neer voorzigtelyk en zoetvloejende uit de wal en van den oever af te lei den 't zy met hoofden rysbarmen duikeldammen, of diergelyke, dwars of fchuins uit de wal te brengen, of van vloed of ebbe en zulks van dijlantie tot dijlantie naar bevind van zaken, en omftandighedenwaar door het tye zagtjes wordt afgeleid, en dus die oor zaak van vallen en grondbraken wegge- no-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 136