IN DE ZEE-DYKEN. 45 zyn dezelve geulen reeds te groot, en diep, die te bezinken met zoogenaamde doodemans, of zinkftukken, tot gelyk, of tot boven de zy-gronden of oevers dier geulen, of kanaalen;gelyk ook met de fteile oevers van het meyland wel te voorzienen by aanhoudendheid te belasten, met zoodanigen brikfteenof knoeten te beplonfen, en alzoo die oe vers te fluiten;voorts door, zoo verre men kan, die te beflaan, of te be- harnasfen, en den grond gefloten te hou denen voor uitlokkinge van floffe te beveiligenen wyders met alle ver dere precautien in 'twerk teftellen, die de kunst van zee-werken, naar omftan- digheden der Jituatienen zaaken, ver mag en voorfchryften zulks zoo wel met betrekking tot de voorfchreven ftei le oevers, als ten opzigte van de gemel de daarby en omftreeks gelegene diepe kanaalenwaar omtrent men zig beter op en omtrent eene bepaalde plaatsdan wel over het algemeenekan expliceren 9 ep middelen aan de hand geven. Dan dit, zoo 'k vertrouwe, ter be- doelinge van 't oogmerk en bevorderin- ge

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 139