in de zee-dyken. 63
ren en afnemen, die de zagtfte gron
den hebbenen daar het water de fnel-
fte bewegingen de meeste diepte
heeften dat daar en tegen die landen,
ofwel zulke plaatfen aan dezelve zullen
aan wasfendaar het water zulk een klei
ne fnelheid heeft, dat het zyne mede
voerende ftoffen kan laten zinken.
IV. Dit nu geheld zynde, verbeel
de men zig een rivier, die overal de
zelve breedte heeft, en welkes bodem
in 't geheel genomen horifontaal legt
fchoon hier en daar met eenige putten
of ondiepten bezetzoo zal deze rivier
ook overal dezelve fnelheid hebben (c)
en wanneer de vastheid der ftof van de
boorden dezer rivier juist evenredig
aan de fnelheid iszullen deszelvs boor
den ook niet afnemen, maar die rivier
zal behendig zyn.
V. Dog wanneer zulk een rivier
verfchillende breedtenab. en cd. (zie
Fig. 1) heeft, zal de fnelheid in het deel
AB tot die in PF zyn, als cd. tot ab,
of in een omgekeerde reden der breed
ten
co dei dl er. Mechanique Generale, Liv. 4. 45»