IN DE ZEE-DYKEtf.
65
dat verder daar van af is, in den hoek
R E d voor een kleinen tyd word opge
houden 't zy de vloed van A of F
komt, en dus tyd verkrygt om zyn
ftoffen te laten zinken ((J III)zal egter
die aanwas geen beftendigfchor worden,
maar wederom te gelyk met den hoek
R moeten afnemen, dewyl door des
zei vs aangroeij het deel BF vernaauwd,
en dus de fnelheid vermeerderd word.
VIII. En wanneer zulk een. rivier
krom is (zie Fig. 2), zal de vloed en eb
in dezelve een ongelykmatige beweging
hebbenen de fnelheden zullen zig fchik-
ken na de meerdere of mindere kromte
der rivier, dus zal 'er by D een veel
grootere fnelheid zyn dan by G, om
dat de raking daar maar een pundt is,
in vergelyking van de ruimte CD F, die
het water aan den anderen kant in den-
zelven tyd moet doorloopen, om met
dat by G in evenwigt te blyven (e) en
om dezelve reden zullen ook de fnelhe
den by I en K veel grooter zyn als by
H en L, waar uit dan volgt, dat het
ook eerst en meest by CD F afnemen
ui. deel. E en
(e) Simon stevin op de aangehaalde plaats.