ÏN DE ZEE-DYKEN.
67
X. By dit alles moet men nog aan
merken, dat telkens wanneer het ftormt,
en vloed en eb by een veel fneldere ook
een botfende beweging verkrygen, de
ze uitwerkzels ook veel zullen vergroo-
ten III).
<5 XI. Maar dewyl het water door
de ftormen veeltyds tot een groote hoog
te word opgejaagd, zullen ook de dui
nen waar op het botfende aanvaltmoe
ten inkorten, en wel meest op zulke
plaatfendaar het ftrand niet zeer breed
en de ftoot regthoekig iswant dan zul
len de plaatfen der ontmoeting van de
te rug gekaatfteen op nieuw wederom,
aanvallende golven, buiten dat ftrand
vallenen daar een korten ftilftand in de
beweging des waters te weeg brengen
waar door het zyn afgeflagen en met
zig voerend zand kan laten zinken
III), en plaaten doen groeijen, welke
het ftrand al meer en meer verkleinen,
en met 'er tyd de geheele duinen weg
nemen zullen.
XII. Wanneer nu de voorlanden,
of ftranden, dus door het water zyn
weggevoerdis het zeker dat de dyken
E 2 daar