door westelyke ftormen aangevoerd,
eerst op de west- zuid- en noordelyke
vooroevers van de eilanden Walcheren
en Schouwenmet zulk een geweld aan
vielen dat die eilandenfchoon met
zeer hooge duinen als zoo veele bolwer
ken gedektaan die kanten moesten af
nemen XI); vervolgens drongen die
uit de ruimte komende ftroomenagter
en nevens deze twee eilanden, met een
ontzaggelyke fnelheid in zeer naauwe
kronkel agtige kreeken (g), en trokken
'er byna met dezelve fnelheid wederom
zeewaards uit, door welke dubbelde
werking van vloed en ebbe die kreeken
dan ook wyder en dieper geworden zyn
VIII en volg.), tot dat eindelyk ook
de dyken, welke door de eerfte bewoon-
ders ter weering van het water waren
opgeworpen (h)ondermynd geworden
zynde, in de diepte nederftorteden
XII)wanneer men wel door het leggen
van inlagen de geheele inundatie der ei
landen tragtede te beletten, en ook
meestentyds dadelyk voorkwam; dog
waar
7O B. RBNbU OVER DE VALLEN
(g') Zie de kaart van Zeeland van 't jaar 600 in
de Walciierfe Arkadia van u. gargon I. D. bl. 37.
(h) Tegenwoordige ftaat van alle Volkeren 20 D.
m- 3 45.