IN PE ZEE-DYKEN. 77
daar by in agt genomen dient te wor
den, is de rigting welke zy in opzigtvan
den vloed moeten hebbenzyndehet ze
ker hoe kleinder de raakhoek iswaar
mede de ftroom op dezelve aanvalt, hoe
minder kragt zy zullen hebben uit te
ftaanweshalven men zig in dezenna
de meer of mindere fnelheid der ftroom
en na de breedte van het ftrand, hebbe
te fchikkenmaar het gene ik hier voor-
namentlyk bedoeleis te betoogendat
de hoofden niet afweerende maar fchep-
pende op den vloed moeten gelegd wor
den als a ba ba b(zie Fig. 4) alwaar
AB den dyk, en AC DB het ftrand
voor denzelven verbeeld, en de vloed ver-
onderfteld word te loopen van D na C
dan zal de vloed aan de buitenzyde, te
gen die hoofden aankomende, met een
groote fnelheid langs dezelve heen loo
pen, en om derzelver uiteinden om-
araaijende, op eenigen afftand verder we
der met een vernieuwde kragt tegen het
ftrand en den dyk aanvallen, waar uit
dan moet volgen, dat het wel aan de
binnezyden van de hoofden langs aG,
a H en a I, zal aanwasfen, maar daar te-
gens aan de buitenzyde en uiteinden
derzelve afnemen en dieper worden, tot
dat