IN DE ZEE-DYKEN.
XXXIX. En wanneer 'er aan de
westzyde of zeekusten der eilanden
Walcheren en Schouwenplaaten voor
het flrand gevonden worden, zal zulks
in het leggen van den dam geen de min-
fte veranderinge geven, want dewyl de
vloed uit het kanaal langs de Vlaamfche
kusten omtrent noord-oost aanloopen-
de, zig genoegzaam langs de ftranden
van beide die eilanden beweegt, zoo zal
een dam aan het oost- of noordoost
einde van zoodanigen plaat gelegdeven
dezelve uitwerkinge doen, als hier voo-
ren omtrent de plaaten in de ftroomen
voor de dyken der eilanden leggende ge
toond is XXIX—XXXIV)nament-
lyk, de ftroom door de geul tusfchen
het flrand en de plaat loopende, zal
daar door zyn fnelheid benomen wor
den en de geul zal van tyd tot tyd aan-
flikken, als wanneer men zal in ftaat
zyn, door het leggen van fcheppende
hoofden XXVI), het flrand teverbree-
den en de duinen meer zeewaards in te
doen aangroeijen.
XL. Hier mede het tweede lid de
zer vraag overeenkomftig de wetten der
waterloopkunde zynde beantwoord, gaa
F 5 ik