IN DE ZEE-DYKEN. 107 plaatin dezervoege te bewerken hoog van voren en niet leidende, die na allen fchyn veel gety naar zig zouden trekkeninzonderheid als de magt des ftrooms nog gantsch niet is overhellende 11a den walkant, dat egter aan verfchei- den polders, die behebt zyn met val len, dusdanig, en zelden anders, wordt gevondenredenwaarom dit project myns eragtens, niet als volzeker kan worden voorgefteldzynde daarenbo ven nog verfcheiden zwarigheden daar tegen en wel eerstindien 't ka naal een tamelyke wydte heeft, dan is het zeer vermoedelyk, dat, niet tegen gaande de gemelde hoofden veel water trekken, 'eregter in 'tmidden een hom pel of bank zal blyvendie ook zal toe nemen, na mate het gety langs de plaat vermeerdert; zoo dat de oeverkant als dan geen groot voordeel daar van zoude te wagten hebben;ten tweeden: in dien de plaat legt op een vasten grond, het zy derry of anderedan is het ze ker, dat de opruiminge zeer traag en langzaam zoude gaan; ten derden: de bewerkinge zoude zoo in de legginge, als byzonder in den onderhoud, uitter- mate lastig vallen, vermits het door gaans

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 203