112 C. DE KANTER OVER DE VALLEN onegaal iszoo dat de zinkflukken niet kunnen fluiten op den grondwelke openingen onvermydelyk veel aanleidin- ge moeten geven tot ondermyningete meer om dat de flukken blyven hangen dewyl het een groot verbonden lighaam is, daarentegen valt de fteen af, als 'er verdiepinge komt, en beveiligt tegen den voortgang van ondermyninge en grondverlies; ten derden: om dat ik in verbeeldinge ben, dat het met minder kosten kan gefchiedendewyl men voor een gemeen zinkwerk een zeer groote meenigte fteen kan hebbeninzonderheid brikfteendaarenboven zyn 'er geen fchadelyke gevolgen van te wagten. Verbeelden wy ons nu verder een ca- lamïteuje dykagie, welks vooroevers, door vallen en grondbraakenworden geconfumeertdie niet zelden is flaande met fteile en afgebrokene kanten, daar een zwaar gety langs gaat,en bovendien is liggende met inbaaijen, hoeken, en kanten, hoedanige met regt mogen ge field worden onder de ongelukkige en dangereufe dykagiendie ook bezwaar- lyk zyn te ontheffen van de oorzaak haares kwaads, inzonderheid als die maar een enkelde riviere voor zig heb-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 208