118 C. DE KANTER OVER DE VALLEN Eerstom dat het een groot onder-# fcheid geeftof dit onheil treft in 't zo mer-, dan wel in 't winterfaizoen, zyn- de als dan doorgaans de aardenwerken volftrekt onmogelyk, inzonderheid daar gekart moet worden: ook zouden wel zulke voorvallen kunnen komen, dat men genoodzaakt wierde om wederzyds de aarde te fchuijeren van het binnen- beloop van den vasten dyk, dat by be tere gelegenheid weder aan te heelen zoude zynhet vletten van fchorre zoo den is dan ook niet doenelykin den winter wordt ook meerder fpoed ver- eischthet werk moet ook fterker ge maakt en dagelyks beter voorzien wor den, om de onbeftendigheid van het weer. Ten tweedende plaats, waar dit voor valtis ook zeer verfchillendeof zulks is, daar men een fterke zee en zwaaren flag van water heeft, dan daar die min der isof het aan een land of polder is daar veel van afhangt, dan maar aan een nol of mlaageof men binnenwaards kan infpringendan niet wegens uitge laden veld, wielen, enz. Ten derden de gevallen zyn ook geer pnderfcheiden de meeste blyyen in

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 212