kasteel van rammekens. 175 n Ik Zeeburgwierd geftigt van 's vyfden Ca rds Zuster, En was in 't orelog van Spanjegroot van kragt Dog Walcheren in deez tyd zig vindende geruster Vertoone ik naauw 't geraamt van myn'voor gaande magt. Het laatfte dat my is voorgekomen, dezen burgt rakende, is een voorge melde vraag Ao. 1753. aan wylen den wiskundigen Capitein P. Wiltfchut ge daan of door het verlengen en verzwaa- ren van den trekdyk voor dit kafteel, tot tegen den dyk naar de zuidwateringe, en het overhaalen van dezelve, zoo, dat de bodem van de gracht, aan de zyde van het vlakkemaar vier roeden breed bleef, eenig nadeel konde toebrengen aan de verweeringendie uit dit kafteel zouden konnen gefchieden; waarop naar eisch geantwoord werdt. Men verwagte niet, dat ik uitweide over de noodzakelykheid, om deze ves ting voor verder verval en geheele ver woesting te bevrydennog dat ik des- zelfs tegenwoordigen ftaat befchryven zou; Neen! het een en ander is buiten myn 1

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 269