176 J. ERMERINS OVER HET enZa myn beftekals hebbende alleen voor gehad aan myne Landsgenooten de lot gevallen van een plaats te doen kennen daar niets dan zeer weinig hier en daar by de Gefchied-fchryvers der Vaderland- fche gebeurtenisfen, en dan nog maar ter loops, is aangeteekendfchoon zy echter de aandagt der weetgierigen niet geheel onwaardig fchynt, en tenminften leert de geduurige veranderingen van het ondermaanfchedaar het geen nu hoog geacht en als onwaardeerbaar wordt ge- fchat, in later tyd, met of zonder reden, als een voorwerp van verachting en niets wezentlyks bevattende wordt aange merkt. Gelukkig agte ik my, zoo deze verhandeling eenige opwekking tot meer der onderzoek naar de lotgevallen van oude Zeeuwfche gedichten kan baaren en dus aanleidinge gevenom 't geen uit verouderde en vergankelyke hand- fchriften op te zamelen en des aangaan de verborgen is, aan 't licht te brengen. 0 0 0 0 0 0 VER-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 270