'er by gefield vindt, dienen maer tot ver- klaering, en hebben geen bewyz. Ai- moinus zelve, (in de uitgave welke ik voor my hebbe) zegt alleenlykUtrech i TrajeCiumen zoo deze woorden i Tra- jeftum al in den oorfpronglyken text van dien monnik, (die ten dezen tyde leef de) geftaen hebben, is het echter ge noeg bekend, dat beiden de Heden dien naem droegenen dat hier door meer malen verwarring is ontftaenmaer bui ten dit; ik zal wel geen gebruik maken van de lezing van Jonker van der Hou- ven (w), die uit de woorden by Ammi- anus Marcellinusobtricenjï Mo Ja oppi- do propinquabatver Hond dat hier Maes- tricht obtrichtof overtrigtTrajeClus fuperior genoemd wierd, als zynde die lezing (x) reeds door Lindenbrogiuaen zederd door den Heer H. Cannegieter (wiens naem ik met aendoeningals dien van een ouden, doch nu ontflapenen vriendnoeme) wederlegd (y)doch het is echter zeker, dat in een oude per- gamente lyst van eenige Gallifche lieden cJ 232 H. VAN WYN OVEB ËEN (yr) Uandtiest-chronyckII Deel hl. 132. (x) Lmdenbrog ad Ammian. Marcel/, lib. 20. in Obfer- Vat. pag. 93. (y) De Brittenburg0tag. 34.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 326