ZEE-INSECTEN. 289 dekt, dus ik de vryheid gebruikt heb de verfcheiden foorten naar derzelver ge daante of fieraaden te benoemendewyl zy my noch onder geen naam bekend waren; derhalven zal ik onderfcheiden melden 't geen ik hebbe waargenomen 1. Aangaande het gekuifde Zee-Jlakje 2. Het hartshoorn- gelyk getakte, 3. Het gevederd of zacht gedoomde, 4. Het geknodsjle, 5. De Zee-flak, die ik noem het Ee* geitjemet een Jbr op de fluit Voor eerst het gekuifde Zeefakje, Van het zelve heb ik reeds in lentes maand van het jaar 1769 eenig bericht gegeven, doch waar by ik nu verder voege, dat ik van herfstmaand 1768 tot bloeimaand 1769 het zelve in myne gla zen levendig hebbe gehouden; het was in dientyd merkelyk aangegroeid, doch de kleur wat graauwer gewordenin grasmaand van dat zelve jaar 1769 be kwam ik een foortgelyk Slakje, ik Hel de het in 't zelfde glas by het evengemel- de, en bevond, na verloop van anderhalf uurdat deze beiden zich hadden te za- men geplaatst op een en 't zekde takje ui. üvel. T zee-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 383