'2$a L. BO MME OVER DE
zeem os; en wel dat zy met hunne platte
onderzyden zich zeer naauw hadden aan
elkander gevoegd; waaruit ik vastheide,
dat zy in een haat van paaringe waren
of fchoon het my niet mogelyk wasde
wyze, op welke, naauwkeuriger waar
te nemendat zelfde verfchynfel zag ik
ook noch eens in 't vervolgdoch korts
daarna vond ik ze beiden doodhebben
de twee eijertrosfen of hokken ontlast,
zoodanig als ik die te voren op bladz.
397 befchreven hebbe.
Ten 2. Het hartshoorn- gelyk getakts
Zeejlakje
Een ander Zee-hakje't welk ik be-
noeme het hartshoorn- gelyk getakte Zee
jlakjeis my onder het oog gekomen, in
hooimaand van 'tjaar 1771, op hetzee-
denne koralyn. Dit diertje't welk ee-
nige overeenkomst heeft met het vori
ge gekuifde hakjeis van dezelve groot
te zynde fchaars f duim langhebben
de het lichaam meest eveneens geheld
als het hraks gemelde, doch de takkige
verherfels op den rug, het hooft en den
haart, veel meer uitgebreiden niet hechts
Üerk getepeld, maar bezet met hoog©