doch uit andere en noch kleinder eitjes welke ook wel in dezen eijertros werden gevonden, maar door diertjes van hun foort daar in waren gelegd; of'tgeen my noch wel 't naaste toefcheen dat de Raderdiertjes op dezen eijertros aas den en hun voedzel ten koste en ruïne van den tros zeiven vonden, 'twelk dan een natuurlyke reden konde zyn, van de verdunning der daar in vervatte eije- ren. Doch om, na dezen uitflap, weer te keeren tot onze Eegelflakjesdeze Slak jes zyn al vry hard van geflel, ik heb dezelve meer dan drie weeken lang le vendig bewaardzy vergenoegen zich niet met haare wooninge in het glas met zeewatermaar kruipen ook zelfs uit de fles, benedenwaards tot op de grond van het vertrek; doch konnen„'tzonder zee-water (zoo ik heb ondervonden) niet lang levendig houden. Na het opgeven dezer waarnemin gen en de befchryving van die vyfderlei foorten van onderfcheide Zee-flakjes, zal ik dezelve befluiten met eene alge- meene aanmerkinge. JVanneer wy acht geven op de ver* fchil- ZEE-INSECTEN. 3©3

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 397