fehied. Even het zelfde zal ook van jieman, Asaph, Ethan en ande re ongenoemde Kapelmeesters veronder steld moeten worden; ja zelf van mose, toen hy, by beurtwisfelinge metjosuA, het Goddelyk Gedenklied opdeundein 't welk, buiten allen twyffel, Mesfiasde fterkfte dingtaal voert (g). IV. Er zyn egter eenige Beurtge zangen, in welke dit zoo zeer nietfchynt te pas te komen. Het Lied van Moje en der Kinderen Israels (h), is van dien aard, alzoo het een Danklied is voor de zonderlinge verlosfmge uit de magt van Pharao, en teffens eene Geloofsbelyde- nisfe wegens de zekerheid der aanftaan- de erfenisfe van Canaan, zoo dat Mes- fias daar niet de Spreker, maar veeleer het voorwerp van den Lofzang is. Even eens is het gelegen met den Beurtzang van Mirjam en de Israëlitifche Vrou wen (i), van welk ons alleen het hoofd of de Voorzang fchynt bewaard te zyn waarfchynelykom dat het genoegzaam met het vorige overeenkwam. Mofe was de £g~) Deur. XXXII: 1-43. (h) Exod. XV 1—19. - (i) Exod. XV 21. $02 j. van iperen over de

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 458