gewyde ee vet gezangen. 363
de digter van het eerfte en Mirjam zyne
zuster de opflelfbr van het tweede;
waarom zy beiden ook, als door den
gewyden Digtgeest daar toe bekwaa'm
gemaakt, eigentlyk de tale des Geestes
voerdengelyk ookeens voor albe-
trekkelyk tot de Propheten behoorde te
worden aangemerkt. Zoo begreep het
Israël enals zoodanigewierden Mofe en
Mirjam te gretiger gehoord, te beter ge
loofd en te yveriger met Tegenzingende
Navolgingen beantwoord. Nopens den
Put van Beer en 't Liedby die gele
genheid van Israël opgezongen (k)kan
men weinig meer zeggendan dat
het een Beurtgezang moet geweest zyn
waarvan flegts de Voorzang, en van den-
zelven misfchien nog maar eene brok is
overgelaten. Wat den zangkundigen
Heer schutte daar over, niet lang
geledenin de gedagten gekomen iskan
men elders naz;en (1). Om van den Beurt
zang by het Gouden Kalf niet te fpre-
ken (m).
V. 't Lust ons eenige regelen uit
te
(k) Num. XXT: 17, 18.