372 J. VAN IPEREN OVER DE XII. Evenwel men mag zig in de zen niet laten misleiden. Want fomwy- len kan eene Rey in het enkelvoudig van haar gansch gezelfchap fprekenof elk perfoon der Reye te gelyk van zig zei ven by volledige overeenftemminge, een ver toog doen, en dusdeganfche Reye, als uit eenen mond't een of ander melden. Van dit verfchynzel vind men menige voorbeelden alomme by deAfwisfelingen der Stropten en Antiflrophenwelke de Choren, by wyze van Beurtgezangen onder eikanderen fchynen verdeeld te hebben (w): als by euripides (x) en wederom een weinig lager (y) 'A veaTug [Moi (pïho'j cl Xöo?, tSe yvipccs, aiét Bccpvrepov A'frvces cuctc'Awv Etc upy.Ti ■/.eirut De Jeugd is my eene geliefde last Maar de Ouderdomligt altoos My zwaarder dan de klippen van JEtnct Op het hoofd Ou (wO coel rhodigin. Antiq. Ledtion. L. VIJI. C. X. p. 358. Reflexions Critiques fur la Poefie fur la Peinture, pag. 306 fqq. Utr. 1732. (x) Here. Fur. vs. 637. (y) Ibid. vs. 673.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 468