374 J. VAN 1PEREN OVER DE aanvang van eenen Actus aantreft, die van de famenfpraak, in den vorigen voorkomendeis afgefcheiden. XIV. Hier behooren ook de Al- leenfpraken in aanmerkinge te komen, diedaar zy beginnenzekerlyk eene Afwisfelinge aanduidenals by denzelf den plautus (a) en by terentius, in de bekende plaats(b). XV. En tot die foort van Aanvan gende Verwis felingen moeten ookbetrek- kelyk gemaakt worden de Uitbarflingen inweeklagten en gebedenwelkeop die wyzeby de oude Latynfche en Griek- fche Quis me mortalium est miferiorqui vivat al ter hodie Qtiem ad recuperator es modo damnavit Pleu- Jidippus Quam iniqui funt patres in omnes adolefcen- tes judices Qui eequom esfe cenfentnos jam a pueris il- lico nafci Jenes. (a) Rudent. Act. V.'Sc. I. (b) Heautontim, Aft. If. Sc. I.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 470