386 J» VAN IPEREN OVER de XXV. En wat nu aanbetreft de Aanteekeningen der namen, by de uit voerige Tooneelftukkenwaar door deze onze lesfen onnoodig zouden fchynen te wordendaar op merke ik aandatvol gens de getuigenisfe van aristoteles, in de alleroudfte tydenreeds voor Thes- pis en TËfchylusde Tooneeldigten flegts in Choorgezangen beftonden, ten min- ften de eerfte Bedryven derzeiveen zulks wel tot lof der Goden (t)ja daarenbo ven dat de fchiftinge dier Choorgezan gen, gelyk men die by ^schylus, sophocles en euripides aantreft, buiten twyffel nog wel eenige nadere be- palinge verdientalzoo ik meene ontdekt te hebbendat er onderfcheidene per- foonen dier Choren nu en dan afzonder- lyk zingenen dat er in dezelve meer malen enkelvoudige Perfoonsbetuigingen zig opdoengelyk boven reeds XII. gezegd is. Maar in die byzonderheid mogen wy ons hier niet inlaten, alzoo het voldoet aan ons tegenwoordig oog merk, te melden, dat er zulke Aantee keningen van Perfoonsnamen in de He- breew- (t) themist. Orat. 26. pag. 316. by fabric. C. p. 576. DACItR by BAÏLE, DiftiOH.inEfchf kNot. E.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 482