388 J. VAN IPEREN OVER DE leen Memoriewerk was geweest, gelyk by andere volkeren is in gebruik geble ven en by de oude waerela algemeen in zwang was. caesar, van zoodanige ge woonte by de Gatlifche Druiden fchry- vendegeeft er deze reden vanId mihi duabus de caujis injlituisfe videnturquod neque in vulgus disciplinam efferri velint: neque eos, qui difcuntUteris confifosmi nus memorise Jludere. Quod fere pleris- que acciditut prajidio liter arum diligen- tiam in perdiscendo ac memoriam remit- tant. Dit koomt my voor dat zy zoo ingefteld hebben om twee oorzaken: om dat zy hunne geleerdheid niet wae- reldkundig wilden makenen om hun die leerengeene gelegenheid te geven om hun geheugen te verwaarloozen door te veel op de affchriften te ver- trouwen. 'tGeen byna elk gebeurd, dat hy, door behulp der boekenzyne naerftigheidin iets grondig aan te leeren en zyngeheugen, om het er voor altoos in te prentenverzuimt" (w). Maar dit zal men in de fcholen der Le- viten ook begrepen hebben, ten opzigte der leerlingen uit de overige Hammen. De (w) De Bello Gallico. Lib. VI. p. 227. Ed. Mon= tani, Amfteld. 1670.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 484