392 J. VAN IPEREN OVER DE XXVIII. Tweederleye Beurtgezan gen kan men onderfcheiden; Twee zan gen, welke om ftryd eikanderen aflos- fchen en fomwylen invalleneer dat de Medezinger gedaan heeft, als in de Idyl- lia en Hymni plaats kan hebben, en Vee'zangenof famengeftelde Beurtge- digtendaar meer dan twee, over eenig geval of onderwerpzig in famenfpraak met eikanderen inlaten. Deze laatfte fchynen van een jongere uitvindinge te zyn en de eerfte aanleidinge tot Opera's en Tooneel-bedry ven gegeven te hebben. Immers de Heldendigten en foortgelyke Hiftorifche Gezangen verlevendigen de Inbeeldingskragt, even of men de vertoo- ninge op het Schouwburg zag voorftel- len. Ik meenedat de eerfte foort zig allereereerst duidelyk in 't Goddelyk Ge denklied, dat Mofe en Jofua beurtelings en by herhalinge, op hoogen last, aan hieven en opdeundenopdeedom van andere Bybelftukkm niet te fprekendie met het zelve, in dat derde overeenko men en dat de tweede foortnament- lyk de Veelzangen, en wel met tusfchen ingelaschte eenvoudige Perfoonsaandui- d in yenzig hier en daar in de Voorzeg gingen der Propheten, en naar de fmaak der

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 488