'39^ J* VAN IPEEEN OVER DE verre die genoodigd en opgeroepen wor den om dit Lied aan te noorenvooral diewelke leven zullen danwanneer de volkomene vervullinge der Prophetie, in dit Gedigt vervattot ftand gebragt zal Zyn. Men zou misfchien kunnen ver moeden dat Jofuaniet gelykelyk met Mofemaar afzonderlykniet by beurt- vervangingemaar in eene agtereenvol- gende opfnydinge, het zelfde Lied aan Israël had bekend gemaakt. Maar zulk verzinfel koomt niet overeen met den ge- wyden fchryfftyl, die Hofea den zoon van Nun al te naaw aan Mofe, in het op zeggen van dat Liedverbind (i). Mo fe, 't is waar, word gezegd alle dewoor- den van 7 Liedgefproken te hebbenmaar, behalven dat dit in zekeren zin waar was, om dat hyby 't leeren van den zin der woorden, alles alleen deed(k), zoo word egter, ten opzigte van het leggen in hun nen monden het [preken voor de ooren des volksdat is, van het aanheffen en opdeunen, dit zoo verklaard, door hy en Hojea de zoon van Nundat men niet behoeft te twyffelen, of die Hofea ver- gezelfchapte en vervong Mofe in het Beurtgezang. XXXIII. CO Peut. XXXII: vs. 44.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 494