424 j« van ïperen over de
wil toelatenom geene onnoodige her
halingen toe te ftemmen, (x), neemt de
zwarigheid daar door niet weg, welke
men tegen de langui igheid van dezen
Pfalmbetrekkelyk tot het opzingen
met eenigen fchyn van regtvormen
kan. Al het vervelende en langdradige
verdwynt in dat opzigtzoo men eenen
Beurtzang van Levitifche Leeraars en
Leerlingen in dit Gedigt veronderllelt.
Men moet zig hier wederom te binnen
brengen, 't geen wy nopens de stro-
phen en antistrophen uit euri
pides hebben aangevoerdXII.) daar
wy leerdenhoe het Enkelvoudige der
uitdrukkingen meermalen van eene Rey
of een Choor kan worden voortgebragt,
wanneer elk Zanger met zyn gezelfchap
ter nadere bevestigingeals uit eenen
mond, fpreekt en zingt. Men zou dien
Pfalm dan dus kunnen fchiften
n rey van levitische leeraars.
2 rey
(x) venema Comm. in Pfalm os. Tom. VI. p. 701.
Welgelukzalig zyn de opregte van vaandel
Die in de wet des Heer en gaan:
vs. i8.