432 J. VAN IPEREN OVER DE
Men zou zulke Pro'dsmata Poëtifche Uit
vallen kunnen hieten en in vermoeden
gerakenof, wanneer er tweederhande
in een gedigt te vinden zyndit ons niet
moest doen denken op twee Zangers
die eikanderen aflosfchen.
<J. LIV. Nog een woord van de Se
la's Welke wel degelyk in den text der
Pfalmen vallen, en geenzints voor by-
gevoegde Mufyk- of Zangteekenen te
Houden zyn. Zou er, na elke Sela, niet
eene Perfoons-Afwisfelinge kunnen vol
gen? Ten minften hier en daar, dunkt
my, openbaart zig dit ten klaarffcen, als
by voorbeeld in den XXIV Pfalm.
Want vooraf gaat eene algemeene opga
ve der vereischtens van hun die in be-
gankenisfe naar den Tempel op de hoo-
ge Feesten opgingen: en na Sela volgt
eene Poëtifche Aanfprake tot de Poor
ten welke aan een ander Zangchoor
gevoegelyker kan worden toegefchreven
XIII.) Ma^r 200 djergelyk Sela met
nog
Dat is 'tgefagteder genendienaar hem vragen
Die uw aangezigte zoeken Jacob. Sela.
Heft uwe hoofden op gy poorten