W A A R N E E M I N G. 445 de de Smerte en Benaauwdhedenwaar mede zy aanhoudendende worftelde. Op den 9. Maart klaagde zy over ee- nige zwelling en dikte aan den halsook bevond ik dat de Kwyl-Kliereninzon derheid die van de onderkaak een wei nig waren uitgezet, de Lyderesfe fcheen hier door eenigzins verligt, dog egter niet van aanbelangdes avonds zelve was zy een weinig benauwder, maar des nagts om drie uuren begon zy van zelve zoodanig te kwylen, datzy, in den tyd van twaalvuuren, eenen ganfchenwater pot vol met fpeekfeldie in haar mond ee nen bitteren bedorven fmaak had, dog waar aan egter op het oog niets was te zien, of aan te ruikenontlastede met dit heil zaam gevolg, dat, zoo dra deeze Kwy- ling begonnen wasalle de toevallen ver minderden, de borst ruimer werd, de Ademhaalinggemakkelyker, de hoesten, hetbraaken byna geheel over, en de ont- fteeking van de keel merkelyk minder; het waterdat bevoorens altoos raauw geweest wasbegon nu eene hoog geele kleur tekrygen, en een weinig Zetzel op den grond te geevenen de volgende da gen werd dit zetzel merkelyk meerder, ter-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 541