485 S. VAN NOOTEN GEBRUIK kunde met recht moogen vraagen, op welk eene wyze eigentlyk deeze of foort- gelyke geneezingen door de Eleftrijche kragt verrigt wordenen welke de ree denen zynwaarom de uitwerkzelen der- zelve in onderfcheide lighaamen, zover- fchillendezoo onzeeker en wisfelvallig bevonden worden; of welke beletfelen en hinderpaalen men in de meeste onder neemingen moet veronderflellen plaats te hebben, waar aan men met eenige zeekerheid, het vrugteloos aanwenden van dit, fomtyds zo allergereedelykst wer kend, middel hebbe toe te fchryven &c. Deeze of diergelyke vraagen, zouden, in dien er op eenigen vasten grondalgemee- ne oploslingen van gegeeven konden wor den niet alleen van een alleruitgebreidst nut voor hetMenschdom zyn, maar te vens de wysheid en goedheid des Groo- ten Scheppers, ook in deeze verbaazen- de eigen fchappenkennelyk doen wor den welke beide zaaken het voornaam- fte doelwit zyn de van het loflyk Genood- fchaponder welks gunftige befcherming en opzigtdeeze myne proeven waereld- kundig wordenzouden myns bedunkens deeze vraagen, door het zelve ter be- ant-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 584