OBSERVATIO ANATOMICA. 503 vata fuere vitia, fedulo adnotare veil- musmirari quis definetob gravia ilia mala hominem ilium tam fubita morte e vivis fuisfe fublatum. Dolendum fanequod miferrimus et ae- rumnarum plenisfimus aegroti flatus, vi- gente vita ejus ex concomitantibus fym- ptomatibus perfpici non r posfit quot anxietates enim non patiebatur ille? qui tanta mala in finu gerebat. Ii 4 ^3^ EX- jhaam waargenoomen zyn, zorgvuldig willen op merken zal een ygelyk ophouden zig te verwon deren dat dit menschwegens die zwaare onge makken door zoo fchielyken dood uit het leven is weggerukt. Het is voorwaar te beklagen, dat die allerellen- digite en vol verdriet zynde toeftand van den Lyder, terwyl hv in leven was, uit de vergezel lende toevallen niet kon gekend worden. Wat benaauwdheden onderging hy nietdie zoo groot -""nen boezem droeg.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1773 | | pagina 599